Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Nu, waarom zoudt [26]gij [27]zo groot geschrei maken? Is er geen [28]Koning onder u? Is uw [29]Raadgever vergaan, dat u smart, als van een barende [vrouw], heeft aangegrepen? 26. Gij hinkende dochter van Zion. 27. Hebr. schreien schreiende, of [met] geschrei schreien; dat is, zulk een getier van kermen en klagen maken, vanwege het lijden dat u eerst zal overkomen. 28. Alsof God zeide: Het zal wel niet anders schijnen dan of gij geen koning noch raadgever had, wanneer gij in de Babylonische gevangenschap zult moeten doorgaan; maar Hij is daarom niet verloren, Hij zal zich op zijn tijd opoenbaren en zijn rijk onder u herstellen. 29. Verg. Jes.9:5 op het woord Raad.